Herkomst:
De rasstandaard komt voor in twee variëteiten, waarbij de kortharige variëteit verreweg het langst bestaat. Verder bestaat ook nog de ruwharige Vizsla. Ongeveer 1500 jaar geleden in Azië ontstaan. In de 9e eeuw vestigde zich een Aziatisch nomadenvolk, de Magyaren, in Hongarije. Zij hadden honden bij zich, die veel overeenkomst vertoonden met de tegenwoordige Vizsla. Het huidige type werd verkregen door kruising van de toenmalige Aziatische honden met inheemse Hongaarse jachthonden en de Turkse gele hond.
Algemeen voorkomen:
Middelmatig groot, een zeer gedistingeerde verschijning. Stevig maar tamelijk licht gebouwd. Valt op door zijn mooie kleur en de adel en gratie waarmee hij zich beweegt.
Schofthoogte:
Reuen 58-64 cm
Teven 54-60 cm
Gewicht:
ongeveer 20-28 kg
Vacht:
De korte vacht is van een aantrekkelijke, donker-tarwegele kleur. Het haar moet glad, dicht en strak aanliggen zonder wollige ondervacht.
Gebruik:
Allround jachthond die zowel het werk voor het schot (zoekwijze en voorstaan) als na het schot (apport) goed verricht. Werkt goed een zweetspoor uit. Zijn bouw en karakter vragen om zelfstandige arbeid die met veel training en goed contact met de baas in de hand te houden is. Snelle werker.
Gezondheid:
Fokdieren worden onderzocht op het voorkomen van heupdysplasie en erfelijke oogafwijkingen.
Karakter:
De Vizsla is een gezeglijke en aanhankelijke huisgenoot. Hij is levendig, goedaardig, legt grote genegenheid aan de dag en is onbevreesd, met een goed verdedigingsinstinct. Zijn karakter kan een grove behandeling slecht verdragen. Zeer geschikt als huishond.
Bijzonderheden:
De korte vacht heeft geen bijzondere verzorging nodig.
FCI:
Voorstaande Honden
Groep 7 Sectie 1.1 FCI Nummer 57